wij leggen ons er niet bij neer en
noemen elkaar bij de naam
jij noemt mij kracht ik noem jou warmte
jij noemt mij willen ik noem jou tederheid
jij noemt mij wind ik noem jou vlam
laat ons samen aanwakkeren laat ons samen vuur zijn
laat ons samen opbranden aan de wereld
laat de koeien op het land kijken naar de gloeiende asdeeltjes
laat ze schrikken van de de opwaaiende asdeeltjes
laat ze wegrennen met dreunende hoeven
laten we samen lachen om het vuur dat in ons is
genoeg om ons nog veertig jaar de kou van het lijf te houden
als het niet meer brandt in mij en als het niet meer brandt in jou
dan gaan we liggen op elkaar en verdrijven zo de kou
met de warmte, de warmte die nog nagloeit in ons lijf